De polder ontstaat

Het gemaal

De Stichting Gemaal Velserbroek c.a.

Informatie

Nieuwsbrieven

Restauratie


Gemaal Velserbroek:
Oostbroekerweg 15
1981 LR Velsen-Zuid
(recreatiegebied Spaarnwoude)

 

De polder ontstaat

Rond de tiende eeuw ligt ten oosten van het toen nog lage duingebied - de Oude Duinen – binnen Velsen een uitgestrekt laagveengebied de Velser broeklanden. In diezelfde periode of iets eerder wordt door de bewoners gestart met de ontginning van dat veengebied. Het ontgonnen veen wordt ingericht als laaggelegen weilanden en als akkerland. De voortgaande stijging van de zeespiegel veroorzaakt een doorbraak van de Noordzee naar het Almeregebied. De Zuiderzee ontstaat en met uitlopers als het IJ en het Wijkermeer rijkt zij tot aan Kennemerland. Veel ontginningen gaan verloren. Wat rest wordt op initiatief van de kloosters en de graven van Holland vanaf de elfde eeuw ingedijkt.


 

Zo wordt in de dertiende eeuw vanaf het verlengde van de uit 1220 daterende Spaarndammerdijk tot aan de hooggelegen geestgronden nabij het dorp Velsen, de Velserdijk aangelegd. Het weidegebied Velserbroek wordt daarmede een polder, één van de oudste van Holland. De Velserdijk is een lage dijk of zomerkade, die regelmatig wordt overstroomd door het brakke water van het Wijkermeer. Dat zorgt voor vruchtbare grond, maar ook voor veel overlast. Op voorspraak van de toen machtige stad Amsterdam mocht de dijk niet hoger gemaakt worden. De Velserbroek dient in de ogen van het stadsbestuur te fungeren als overloop van het IJ en het Wijkermeer, zodat bij hoog water Amsterdam van overstromingen verschoond blijft.


Bekijk hier een unieke kaart uit 1824 (PDF bestand)
 

 


 
 

De nieuwe polder kent van oudsher drie afdelingen, namelijk de Dammers (het laagste gedeelte) de Oostbroek en de Westbroek (het middengedeelte) en de Hofgeest (het hoge gedeelte). De delen zijn bereikbaar door middel van vier polderwegen, te weten: de Westlaan, de Oostlaan, de Hofgeesterweg en het Hillegondswegje. In de dijk worden aan de uiteinden van de hoofdwateringen als de Lange Sloot, de Hadersloot, de Sluissloot en de sloot langs de dijk sluisjes aan gebracht. In het noorden de Laaglandersluis, aan de oostkant de Hader- en de Oostlaandersluis en in het zuiden de Westlaandersluis. Aanvankelijk zijn de sluisjes van hout gemaakt, maar in 1770 in steen opgetrokken. Met gebruikmaking van de getijbeweging wordt via de sluisjes de waterstand in de polder beheerst. Deze situatie blijft honderden jaren voortbestaan. Totdat tussen 1865 en 1876 het Noordzeekanaal wordt aangelegd. Met het graven van het kanaal wordt ook het Wijkermeer en een gedeelte van het IJ ingepolderd. De getijbeweging, de overstromingen en de functie van de dijk als waterkering vervallen. Langs de Velserdijk blijft wel open water in de vorm van een zijkanaal van het Noordzeekanaal naar Spaarndam: Zijkanaal B. Er moet een nieuwe methode van waterbeheersing voor de polder worden gerealiseerd.